woensdag 28 juli 2010

Durven vertrouwen

Pas toen we veilig en wel aan land waren gekomen, hoorden we dat het eiland Malta heette. De plaatselijke bevolking gedroeg zich buitengewoon vriendelijk: ze verwelkomden ons en staken een vuur aan omdat het was gaan regenen en het koud was. Paulus sprokkelde een grote bos dor hout en legde die op het vuur, maar door de hitte kwam er een gifslang uit kruipen die zich in zijn hand vastbeet. Toen de Maltezers het beest aan zijn hand zagen hangen, zeiden ze tegen elkaar: ‘Die man is vast een moordenaar. Hij is aan de zee ontsnapt, maar Dikè wil niet dat hij blijft leven.’ Paulus schudde de slang echter van zich af in het vuur en bleef volstrekt ongedeerd. De Maltezers verwachtten dat zijn hand zou opzwellen of dat hij plotseling dood zou neervallen. Maar toen ze na geruime tijd zagen dat hem nog steeds niets mankeerde, veranderden ze van mening en zeiden dat hij een god was.
Niet ver daarvandaan lag een landgoed, dat het eigendom was van de gouverneur van het eiland, een zekere Publius. Hij liet ons bij zich komen en onthaalde ons drie dagen lang bijzonder gastvrij. Het geval wilde dat de vader van Publius ernstig ziek op bed lag, gekweld door koorts en buikloop. Paulus ging naar hem toe, legde hem onder gebed de handen op en genas hem. Daarna kwamen ook de andere zieken op het eiland naar hem toe en kregen hun gezondheid terug. Ze overlaadden ons met eerbewijzen en voorzagen ons bij ons vertrek van alles wat we nodig hadden.


Een bijzonder stukje, waar ik zelf vaak snel overheen lees. Waarom? Ik weet het niet, misschien sprak het me eerder niet zo aan. Toch sluit het helemaal aan bij hoe ik me soms voel, en misschien herken je dat. Dan zie je allemaal apen en beren, je vraagt je af waarom je alle dingen doet die je doet en of het niet anders/beter kan. En juist daarbij vind ik dit een geweldige Bijbeltekst! Weet je waarom? Paulus blijft hier helemaal rustig, schudt de slang af in het vuur en vertrouwt op God. Hij twijfelt er niet eens aan, zo lijkt het in ieder geval, dat het allemaal goed komt. En dat vind ik geweldig, dat dat gewoon mag. Gewoon, alle vragen van je afschudden en achter Jezus aan gaan!

woensdag 7 juli 2010

Dank U voor het kruis, Heer!



Wat een geweldig lied!

zaterdag 3 juli 2010

Jesus Messiah!

Voor het overige, broeders en zusters, laat de Heer uw vreugde blijven. Ik heb er geen moeite mee te herhalen wat ik u al geschreven heb; het is voor uw eigen bestwil. Pas op voor die honden met hun kwalijke praktijken, pas op voor die versnijdenis van ze! Wij zijn het die besneden zijn, wij verrichten onze dienst door de Geest van God en laten ons voorstaan op Christus Jezus, niet op onszelf, hoewel ik redenen genoeg zou hebben om op mezelf te vertrouwen. Als anderen menen dat te kunnen doen, dan kan ik dat zeker. Ik werd besneden toen ik acht dagen oud was en behoor tot het volk van Israël, tot de stam Benjamin, ik ben een geboren Hebreeër met de wetsopvatting van een farizeeër en heb de gemeente fanatiek vervolgd. Aan wat er in de wet over gerechtigheid staat, voldeed ik volledig. Maar wat voor mij winst was, ben ik omwille van Christus als verlies gaan beschouwen. Sterker nog, alles beschouw ik als verlies. Het kennen van Christus Jezus, mijn Heer, overtreft immers alles. Omwille van hem heb ik alles prijsgegeven; ik heb alles als afval weggegooid. Ik wilde Christus winnen en één met hem zijn – niet door mijn eigen rechtvaardigheid omdat ik de wet naleef, maar door die van God, de rechtvaardigheid die er is door het geloof in Christus. Ik wil Christus kennen en de kracht van zijn opstanding ervaren, ik wil delen in zijn lijden en aan hem gelijk worden in zijn dood, in de hoop misschien ook zelf uit de dood op te staan.
Niet dat ik al zover ben en mijn doel al heb bereikt. Maar ik houd vol in de hoop eens dat te kunnen grijpen waarvoor Christus Jezus mij gegrepen heeft. Broeders en zusters, ik beeld me niet in dat ik het al heb bereikt, maar één ding is zeker: ik vergeet wat achter me ligt en richt mij op wat voor me ligt. Ik ga recht op mijn doel af: de hemelse prijs waartoe God mij door Christus Jezus roept. Hierop moeten wij ons allen als volmaakte mensen richten. Mocht u er op enig punt anders over denken, dan zal God het u wel duidelijk maken. In ieder geval, laten we op de ingeslagen weg voortgaan.
- Filippenzen 3:1-16.

Wat een geweldige God hebben wij! Wij mogen geloven in God, die Zijn Zoon naar deze wereld stuurde, om onze schuld op zich te nemen. In de Filippenzenbrief schrijft Paulus geweldige dingen! In Filippenzen 1:6 schrijft hij: "Ik ben ervan overtuigd dat hij die dit goede werk bij u begonnen is, het ook zal voltooien op de dag van Christus Jezus". Het stuk hierboven kan mij erg helpen als ik soms wat moeilijk denk of wat afgeleid ben. Paulus gaat recht op zijn doel af: Jezus Christus. Hij schrijft dat we moeten oppassen voor de versnijdenis. In de vroege gemeenten was er vaak strijd om of de wetten die voor de Joden golden, ook voor de Christenen golden, zoals de besnijdenis. Er waren mensen die zeiden dat je geen echte Christen was als je je niet eerst had laten besnijden. Paulus zegt echter dat iets anders véél belangrijker is dan dat: Dat je je dienst verricht door de Geest van God en je laat voorstaan op Jezus Christus, niet op jezelf. Je kunt niet gered worden door je eerst te laten besnijden, zegt hij. Nee, sterker nog, hij acht alles als verlies door wat hij weet over Jezus, want het kennen van hem overtreft immers alles!

Zijn doel is Jezus Christus, die voor ons is gestorven en weer is opgestaan! En ik hou van Hem om wat Hij deed en doet!