vrijdag 27 augustus 2010

Niet op eigen kracht...

Op een dag gingen Petrus en Johannes zoals gewoonlijk omstreeks het negende uur naar de tempel voor het namiddaggebed. Men had ook een man die al sinds zijn geboorte verlamd was naar de tempel gebracht; hij werd daar elke dag neergelegd bij de poort die de Schone heet, om te bedelen bij de bezoekers van de tempel. Toen hij zag dat Petrus en Johannes de tempel wilden binnengaan, vroeg hij om een aalmoes. Petrus richtte zijn blik op hem, evenals Johannes, en zei: ‘Kijk ons aan.’ De bedelaar keek naar hen op, in de verwachting iets van hen te krijgen. Maar Petrus zei: ‘Geld heb ik niet, maar wat ik wel heb, geef ik u: in de naam van Jezus Christus van Nazaret, sta op en loop.’ Hij pakte hem bij zijn rechterhand om hem overeind te helpen. Onmiddellijk kwam er kracht in zijn voeten en enkels. Hij sprong op, ging staan en begon te lopen. Daarna ging hij samen met hen de tempel binnen, lopend en springend en God lovend. Alle tempelbezoekers zagen hem lopen en hoorden hem God loven. Ze herkenden hem als de bedelaar die altijd bij de tempelpoort had gezeten en waren buiten zichzelf van verbazing over wat er met hem was gebeurd.

De bedelaar klampte zich aan Petrus en Johannes vast, terwijl de hele menigte stomverbaasd rond hen samenstroomde in de zuilengang van Salomo. Toen Petrus dat zag, richtte hij het woord tot het volk: ‘IsraĆ«lieten, waarom bent u zo verbaasd en waarom staart u ons aan alsof het aan onze eigen kracht of vroomheid te danken is dat deze man weer kan lopen? Dit kon gebeuren omdat de God van Abraham en de God van Isaak en de God van Jakob, de God van onze voorouders, aan Jezus, zijn dienaar, de hoogste eer heeft bewezen. Het is deze Jezus die door u is uitgeleverd en verstoten, ook toen Pilatus bereid was hem vrij te laten. U hebt de heilige en rechtvaardige verstoten en geĆ«ist dat aan een moordenaar gratie verleend zou worden. Hem die de weg naar het leven wijst hebt u gedood, maar God heeft hem uit de dood doen opstaan, en daarvan getuigen wij. Het komt door zijn naam en door het geloof in zijn naam dat deze man, die u hier voor u ziet en die u kent, kan lopen; het geloof dat Jezus schenkt, heeft hem in aanwezigheid van u allen gezond gemaakt. - Handelingen 3:1-16

Dit stuk tekst gaat over een verlamde man die genezen wordt. Ik las deze tekst met een Bijbelstudie, waarbij vooral ingegaan wordt op vers 12 en 16. Petrus geneest de man in Jezus' naam. Maar neemt hij zelf de eer op zich? Nee, hij vertelt dat het niet door zijn eigen kracht of vroomheid komt dat deze man is genezen, maar door God, door de kracht die Hij ons geeft door Jezus. De schrijver van de Bijbelstudie schrijft dat het er niet om gaat dat we vertrouwen in onszelf of op onze eigen kracht, maar om het vertrouwen in de kracht van God, in de liefde, de blijdschap en de vrede die Hij ons door de Heilige Geest geeft! Op die manier getuigt Petrus ook van Jezus, wat Hij heeft gedaan voor ons.

vrijdag 20 augustus 2010

Vragen aan God

Daarna zei hij tegen hen: ‘Stel dat iemand van jullie een vriend heeft en midden in de nacht naar hem toe gaat en tegen hem zegt: “Wil je mij drie broden lenen, want een vriend van me is na een reis bij mij gekomen en ik heb niets om hem voor te zetten.” En veronderstel nu eens dat die vriend dan zegt: “Val me niet lastig! De deur is al gesloten en mijn kinderen en ik zijn al naar bed. Ik kan niet opstaan om je te geven wat je vraagt.” Ik zeg jullie, als hij al niet opstaat en het hem geeft omdat ze vrienden zijn, dan zal hij wel opstaan omdat zijn vriend zo onbeschaamd blijft aandringen, en hem alles geven wat hij nodig heeft. Daarom zeg ik jullie: vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan. Want wie vraagt ontvangt, en wie zoekt vindt, en voor wie klopt zal worden opengedaan. Welke vader onder jullie zou zijn kind, als het om een vis vraagt, in plaats van een vis een slang geven? Of een schorpioen, als het om een ei vraagt? Als jullie dus, ook al zijn jullie slecht, je kinderen al goede gaven schenken, hoeveel te meer zal de Vader in de hemel dan niet de heilige Geest geven aan wie hem erom vragen.’ - Lukas 11:5-13

In deze tekst spoort Jezus ons aan om dingen te vragen aan God, om te bidden, om aan te kloppen. Soms als ik bid denk ik bij mezelf: Bid ik wel goed? Zoiets kan je van God afhouden. Maar Jezus zegt hier iets heel anders: dat je bij God moet blijven aankloppen, als de man die midden in de nacht aanklopt bij zijn vriend en net zo lang blijft aankloppen tot hij de broden krijgt waarom hij vraagt. Zo is het ook met de Heilige Geest. Jezus zegt dat God je geen slang zal geven als je om een vis vraagt, of een schorpioen als je om een ei vraagt. Bij God mag je altijd aankloppen en vragen om hulp. Hij is trouw, en zal je niet laten vallen!