woensdag 7 mei 2014

Levi en het systeem


Zo, het is weer een flinke tijd geleden dat ik iets op deze blog heb gezet (meer dan een jaar!). Dus hoog tijd voor iets nieuws. Hieronder vind je een meditatie die ik pas heb geschreven. Niet voor een kerk, maar ik moest hem gewoon tijdens het college houden. Het idee was dat ik het hield alsof ik een meditatie hield voor mensen die niet gewend zijn om naar de kerk te gaan.


Meditatie over Lukas 5:27-32:
27 Daarna ging hij naar buiten en zag hij bij het tolhuis een tollenaar zitten die Levi heette. Hij zei tegen hem: ‘Volg mij!’ 28 Levi stond op, liet alles achter en volgde hem. 29 Hij richtte in zijn huis een groot feestmaal voor hem aan, waarop een groot aantal tollenaars en anderen samen met Jezus aanwezig waren. 30 De farizeeën en hun schriftgeleerden zeiden morrend tegen zijn leerlingen: ‘Waarom eet en drinkt u met tollenaars en zondaars?’ 31 Maar Jezus antwoordde: ‘Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar wie ziek is wel; 32 ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar om zondaars aan te sporen een nieuw leven te beginnen.’ 

“Denk je dat ik op de verkeerde weg ben?” Die vraag kreeg ik een tijdje terug toen ik een jongen interviewde die niet naar de kerk ging. Iemand vraagt dat niet zomaar. Ik denk dat hij voortkwam uit onzekerheid. Dat ik misschien zou zeggen: “Ja, je bent op de verkeerde weg. En ik weet wat de goede weg is.”

Misschien had hij al wel andere christenen ontmoet, die dat tegen hem hadden gezegd. En daarom vroeg hij het. Ik denk dat dat voor veel mensen geldt die niet naar de kerk gaan. Dat ze afgeschrikt worden door christenen die hen veroordelen, met hun woorden of met hun houding. Dat ze eigenlijk lijken te zeggen: ik ben goed, ik weet hoe het moet. Maar jij, jij hebt nog een hoop te leren. Jouw leven moet veranderen. En dan zit de deur potdicht. En daar komt nog bij dat veel christenen zich niet eens houden aan de regels die ze zichzelf opleggen. Tja, dat komt dan wel wat schijnheilig over…

Misschien was dat ook wel zo voor Levi. Levi was een tollenaar. Iemand die werkte voor de Romeinen, voor de overheersers. Hij verzamelde de tol, van mensen die langs zijn kantoortje kwamen. Je begrijpt natuurlijk wel dat hij met de nek werd aangekeken door de mensen uit zijn volk. Levi was zogezegd op de verkeerde weg, en iedereen kon het zien. Dat maakte hem ook een makkelijk slachtoffer voor mensen die het zogenaamd allemaal beter wisten. Voor de Farizeeërs en de Schriftgeleerden. Dat waren zeg maar de mensen die wisten hoe het zat. Ze kenden de wet van God uit hun hoofd, en hielden die tot in het kleinste detail. Voor het oog van zoveel mogelijk mensen. Misschien scheer ik ze nu over één kam, want er waren er ongetwijfeld ook tussen die heel oprecht zo probeerden te leven. Maar ze legden aan zichzelf en aan anderen hele hoge eisen op. Mensen die het niet zo deden zoals zij, die waren verkeerd. Of hadden in elk geval nog een lange weg te gaan.

Levi was dus zo iemand die “op de verkeerde weg was.” Maar als Levi al had gewild, had hij misschien niet eens kúnnen stoppen met het werk dat hij deed. Want waar moest hij naartoe? De mensen van zijn eigen volk accepteerden hem niet meer. Hij moest wel tollenaar blijven om rond te kunnen komen. Hij zat gevangen in het systeem.

Zo blijft Levi het werk doen dat hij deed. Dag in, dag uit. En er is geen uitweg.

Dan komt er op een dag iemand langs. Een Jood, iemand uit zijn eigen volk. En er gebeurt iets heel bijzonders. In plaats van hem met minachting te behandelen, zoals de meeste andere Joden deden, komt deze man, Jezus, naar hem toe, en hij zegt twee woorden: volg mij… Zou het zo simpel zijn?, vraagt Levi zich af. Om gewoon zijn werk, dat hele systeem dat hem gevangen houdt achter te laten, en Jezus te volgen? Het lijkt te mooi om waar te zijn. Maar van binnen voelt hij dat het goed is. Dat hij deze man, deze Jezus kan vertrouwen. Dat hij Levi niet zal laten zitten. En hij doet het. Hij staat op, laat al zijn spullen achter, zijn kantoortje, zijn geld dat hij die dag heeft verzameld, alles wat tot nu toe zijn leven bepaalde. En hij gaat achter Jezus aan. Het lijkt me een erg spannende stap. Maar wat zal hij zich bevrijd hebben gevoeld! Vrij van die Romeinen, vrij van de veroordelende blikken van zijn volksgenoten. Hij volgt Jezus nu.

Die avond geeft hij een groot feest. Hij wil dat de andere tollenaars ook weten wie die Jezus is. Dat hij ze kan bevrijden uit de gevangenis waar ze inzitten, ook al ziet niemand die. Er heerst een bijzondere sfeer. Levi hoeft niet te vertellen over Jezus, want zijn gasten ervaren zelf wie hij is. Er wordt gelachen, gehuild…

Maar de volgende dag pakken zich alweer donkere wolken samen. Levi zit bij Jezus, als er een paar van zijn leerlingen naar hem toekomen, met wat anderen. Levi herkent ze. Het zijn die mensen die hem eerder veroordeelden. En hij denkt: nu is het over. Ze zullen tegen Jezus zeggen dat hij niet met mij moet omgaan.

En inderdaad, dat is wat ze zeggen. “Wat deed u gisteren op dat feest?”, vragen ze. “Weet u niet dat de mensen die daar waren allemaal tollenaars en zondaars waren? Mensen waar je niet mee om hoort te gaan? Mensen die een zondig leven leiden? Het eten wat daar stond is betaald van ons geld, dat ze door afpersing van ons af hebben gepakt.

Tollenaars en zondaars. Zondaars… waarschijnlijk gaan je nekharen er wel van overeind staan. Grappig is dat de mensen die op het feest waren in het vers daarvoor helemaal geen zondaars worden genoemd. Daar staat alleen: er waren een groot aantal tollenaars en anderen met Jezus aanwezig. Blijkbaar maakte het voor Jezus helemaal niet zoveel uit hoe de mensen daar zaten. Of ze zondaars waren of niet.

Dat blijkt ook uit de reactie van Jezus. Hij zegt, zonder ook maar een moment neer te kijken of zich te verontschuldigen voor dat hij op het feest was: Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar wie ziek is wel. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar om zondaars aan te sporen een nieuw leven te beginnen.

Jezus gebruikt hier ook het woord zondaars. Maar ik denk dat Jezus het op een andere manier gebruikt dan de Schriftgeleerden. Zij gebruiken het om aan te geven wie er niet bij horen, Jezus om te laten zien wie er wel bij hoort: iedereen. Hij is niet gekomen voor een select clubje dat zich aan de regels houdt. En Jezus’ doel is ook niet dat iedereen zo wordt. Hij is gekomen om Gods liefde te laten zien aan mensen die zich door iedereen veroordeeld voelen.

Jezus zegt hier niet: het maakt helemaal niet uit hoe je leeft. Hij is gekomen om mensen aan te sporen een nieuw leven te beginnen. Zoals hij zei tegen Levi: volg mij. Hij zei niet: blijf maar zitten waar je zit. Maar hij zegt het niet vanuit de hoogte: hij gaat naast Levi staan. Hij geeft hem het gevoel dat God van hem houdt. En hij geeft Levi de tools om te veranderen. Hij trekt Levi uit het leven dat hij eerst leidde, uit het systeem dat hem gevangen hield.

Dat zijn leven moet veranderen, geldt trouwens niet alleen voor Levi. Het geldt ook voor die Schriftgeleerden, die zeggen dat ze goed leven, maar die hun fouten goed weten te verbergen. Ook zij zitten vast in hun systeem, waarin ze zich steeds beter voor moeten doen dan ze zijn, ook ten overstaan van zichzelf. Het geldt ook voor christenen, die tegen anderen zeggen dat ze moeten veranderen, maar zichzelf daarbij vergeten. Het geldt voor ons allemaal. Er zijn zoveel dingen waar je in vast kunt komen te zitten, dingen die je jezelf oplegt, of die anderen je opleggen.

Jezus wil je helpen om te veranderen. Hij wil je de tools daarvoor geven. Een van die tools, ik denk zelfs de belangrijkste, is dat hij zijn leven voor ons heeft gegeven. Dat kan op het eerste gezicht gek klinken, of wreed, maar het is een heel fundamentele waarheid in het christelijk geloof. Dat hij zijn leven gaf,om ons uit dat systeem te trekken. Om de dingen die wij onszelf opleggen of opgelegd hebben gekregen, op zijn schouders te nemen. Om te laten zien: ik hou van jullie, ik geef zelfs mijn leven voor jullie. Jezus laat het karakter van God zien: Hij is geen God die naar ons toekomt en ons veroordeelt, maar een die naar ons toekomt en ons wil vergeven. Ons op onze voeten wil zetten. Zodat we een nieuwe toekomst tegemoet mogen gaan: een toekomst met Hem, waarin we steeds meer op Hem mogen lijken, in hoe we zijn en wat we doen.

Die jongen die ik aan het begin noemde, die vroeg of ik dacht dat hij op de verkeerde weg was, misschien had ik tegen hem geen ja of nee moeten zeggen, zoals ik wel gedaan heb, ben ik bang. Misschien had ik moeten zeggen: in elk geval niet meer dan ik. Maar ik geloof dat het voor God niet belangrijk is of wij op de goede weg zitten. Hij wil altijd in ons leven komen. Niet om ons te veroordelen, maar om ons uit de systemen te trekken waar wij in vastzitten. En ons op Zijn weg te zetten.