woensdag 30 juni 2010

Psalm 42 en Psalm 121


Psalm 42

Voor de koorleider. Een kunstig lied van de Korachieten.

Zoals een hinde smacht
naar stromend water,
zo smacht mijn ziel
naar u, o God.

Mijn ziel dorst naar God,
naar de levende God,
wanneer mag ik nader komen
en Gods gelaat aanschouwen?

Tranen zijn mijn brood,
bij dag en bij nacht,
want heel de dag hoor ik zeggen:
‘Waar is dan je God?’

Weemoed vervult mijn ziel
nu ik mij herinner hoe
ik meeliep in een dichte stoet
en optrok naar het huis van God –
een feestende menigte,
juichend en lovend.

Wat ben je bedroefd, mijn ziel,
en onrustig in mij.
Vestig je hoop op God,
eens zal ik hem weer loven,
mijn God die mij ziet en redt.

Mijn ziel is bedroefd,
daarom denk ik aan u,
hier in het land van de Jordaan,
bij de Hermon, op de top van de Misar.

De roep van vloed naar vloed,
de stem van uw waterstromen –
al uw golven slaan
zwaar over mij heen.

Overdag bewijst de HEER mij zijn liefde,
’s nachts klinkt een lied in mij op,
een gebed tot de God van mijn leven.

Tot God, mijn rots, wil ik zeggen:
‘Waarom vergeet u mij,
waarom ga ik gehuld in het zwart,
door de vijand geplaagd?’

Mij gaat door merg en been
de hoon van mijn belagers,
want ze zeggen heel de dag:
‘Waar is dan je God?’

Wat ben je bedroefd, mijn ziel,
en onrustig in mij.
Vestig je hoop op God,
eens zal ik hem weer loven,
mijn God die mij ziet en redt.


Soms heb je zo'n moment, dan komen er allemaal vragen op je af. Je gaat twijfelen aan jezelf, of aan God, omdat je dingen om je heen ziet gebeuren of omdat je door een dal gaat. Toch zegt de schrijver van deze psalm: Vestig je hoop op God! Eens zal ik hem weer loven, mijn God die mij ziet en redt.

Niets kan je van hem weerhouden! Omdat Hij je maker is, omdat Hij Zijn Zoon heeft gegeven, opdat eenieder, die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. Omdat je altijd naar God toe mag gaan! Omdat God Zich niet afkeert, maar juist naar je toegekeerd is!

En zelfs al zou ik hoog van mezelf willen opgeven, dan nog zou ik geen dwaas zijn, want ik zou de waarheid spreken. Maar ik zie ervan af, want ik wil worden beoordeeld op grond van wat men van mij hoort en ziet, niet op grond van de uitzonderlijke openbaringen die ik heb gekregen. Om te verhinderen dat ik mezelf zou verheffen, werd mij een doorn in het vlees gestoken: ik word gekweld door een engel van Satan. Ik heb de Heer driemaal gesmeekt mij van hem te bevrijden, maar hij zei: ‘Je hebt niet meer dan mijn genade nodig, want kracht wordt zichtbaar in zwakheid.’ Dus laat ik mij veel liever voorstaan op mijn zwakheid, zodat de kracht van Christus in mij zichtbaar wordt. Omdat Christus mij kracht schenkt, schep ik vreugde in mijn zwakheid: in beledigingen, nood, vervolging en ellende. In mijn zwakheid ben ik sterk. 2 KorintiĆ«rs 12:6-10.


Psalm 121

Een pelgrimslied.

Ik sla mijn ogen op naar de bergen,
van waar komt mijn hulp?
Mijn hulp komt van de HEER
die hemel en aarde gemaakt heeft.

Hij zal je voet niet laten wankelen,
hij zal niet sluimeren, je wachter.
Nee, hij sluimert niet,
hij slaapt niet,
de wachter van Israƫl.

De HEER is je wachter,
de HEER is de schaduw
aan je rechterhand:
overdag kan de zon je niet steken,
bij nacht de maan je niet schaden.

De HEER behoedt je voor alle kwaad,
hij waakt over je leven,
de HEER houdt de wacht
over je gaan en je komen
van nu tot in eeuwigheid.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten