donderdag 4 februari 2010

Naaste

Er kwam een wetgeleerde die hem op de proef wilde stellen. Hij vroeg: ‘Meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’ Jezus antwoordde: ‘Wat staat er in de wet geschreven? Wat leest u daar?’ De wetgeleerde antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf.’ ‘U hebt juist geantwoord,’ zei Jezus tegen hem. ‘Doe dat en u zult leven.’ Maar de wetgeleerde wilde zich rechtvaardigen en vroeg aan Jezus: ‘Wie is mijn naaste?’ Toen vertelde Jezus hem het volgende: ‘Er was eens iemand die van Jeruzalem naar Jericho reisde en onderweg werd overvallen door rovers, die hem zijn kleren uittrokken, hem mishandelden en hem daarna halfdood achterlieten. Toevallig kwam er een priester langs, maar toen hij het slachtoffer zag liggen, liep hij met een boog om hem heen. Er kwam ook een Leviet langs, maar bij het zien van het slachtoffer liep ook hij met een boog om hem heen. Een Samaritaan echter, die op reis was, kreeg medelijden toen hij hem zag liggen. Hij ging naar de gewonde man toe, goot olie en wijn over zijn wonden en verbond ze. Hij zette hem op zijn eigen rijdier en bracht hem naar een logement, waar hij voor hem zorgde. De volgende morgen gaf hij twee denarie aan de eigenaar en zei: “Zorg voor hem, en als u meer kosten moet maken, zal ik u die op mijn terugreis vergoeden.” Wie van deze drie is volgens u de naaste geworden van het slachtoffer van de rovers?’ De wetgeleerde zei: ‘De man die medelijden met hem heeft getoond.’ Toen zei Jezus tegen hem: ‘Doet u dan voortaan net zo.’ - Lucas 10:35-37

Een prachtige tekst, vind ik zelf, die ik eigenlijk te weinig lees. Misschien ook te weinig wil lezen. Want wat er gebeurt in deze gelijkenis, is dat je als lezer op je nummer wordt gezet. Wat ik zelf merk als ik dit lees, is vooral ontzag voor die Samaritaan, die niet wegliep voor zijn naaste. Meestal als ik zelf denk aan mijn naaste, voel ik wat ik nog ´moet doen´, of voel ik me schuldig als ik iets niet heb gedaan voor een naaste wat ik wel had willen doen. Maar wat zegt deze tekst eigenlijk? Dat we onze naaste lief moeten hebben als onszelf. Dat is dus: ik gun mezelf elke morgen die bruine boterhammen, dan moet ik dat mijn naaste ook gunnen. Ik gun mezelf iemand die me helpt, die naar me luistert, dan moet ik ook zelf helpen en luisteren.

Voelt het niet erg zwaar, als je dat leest? Weet je wat het moeilijkst is aan het écht liefhebben van je naaste? Niet aan jezelf denken als je voor je naaste zorgt, het niet voor jezelf doen. Dat vind ik het moeilijkst. Stel, je bent predikant. Je bent onderweg naar een enorm festival om te preken over het volgen van Jezus. Dan zie je daar een zwerver zitten, die er uitziet alsof hij het niet lang meer redt. Help je je naaste, laat je daarvoor je eigen preek schieten, of ga je door? Wat doet de Samaritaan, de buitenlander, in dit stuk? Hij helpt zijn naaste. Het levert hem niets op, hij wordt er niet beter van, hij mist misschien zijn afspraak die hij heeft. En daarmee, zegt Jezus, wordt hij de naaste van de man, niet de priester of de Leviet.

Maar het liefhebben van je naaste kan ook met kleine dingen. Ik werd daarnet toch wel geroerd toen ik aan het eten was op een plek waar je voor 3,50 eens in de week kunt eten, en waar we met studenten komen. Er zijn ook altijd veel oudere mensen, die anders alleen eten. Wat je op zo´n avond hoort! Mensen die vertellen over wat ze doen in de kerk, zoals alpha-cursus geven, of marriage-courses (of koken voor ons!), iemand die in het algemeen vroeg of we nog oude sieraden hadden om te geven aan vrouwen in Zimbabwe, waar diegene naartoe ging, om hen weer wat waardigheid terug te geven. Dan schaam ik me eerlijk gezegd omdat ik zo weinig doe. Maar dat is niet wat God wil van mij. Hij wil niet dat ik me schaam, maar me voor Hem inzet!

Ik wil graag nog een bijbeltekst laten lezen...

Vervolgens zei hij: ‘Iemand had twee zonen. De jongste van hen zei tegen zijn vader: “Vader, geef mij het deel van uw bezit waarop ik recht heb.” De vader verdeelde zijn vermogen onder hen. Na enkele dagen verzilverde de jongste zoon zijn bezit en reisde af naar een ver land, waar hij een losbandig leven leidde en zijn vermogen verkwistte. Toen hij alles had uitgegeven, werd dat land getroffen door een zware hongersnood, en begon hij gebrek te lijden. Hij vroeg om werk bij een van de inwoners van dat land, die hem op het veld zijn varkens liet hoeden. Hij had graag zijn maag willen vullen met de peulen die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf ze hem. Toen kwam hij tot zichzelf en dacht: De dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik kom hier om van de honger. Ik zal naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: “Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden; behandel mij als een van uw dagloners.” Hij vertrok meteen en ging op weg naar zijn vader.
Zijn vader zag hem in de verte al aankomen. Hij kreeg medelijden en rende op zijn zoon af, viel hem om de hals en kuste hem. “Vader,” zei zijn zoon tegen hem, “ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden.” Maar de vader zei tegen zijn knechten: “Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen. Breng het gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren, want deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.” En ze begonnen feest te vieren. - Lucas 15:11-24

Weet je wie ook onze naaste is geworden? God. Hij vroeg zich blijkbaar niet lang af wie Zijn naaste was! Waarom zouden wij nog twijfelen? De essentie is namelijk niet dat we door het naaste-zijn kunnen verdienen dat God onze naaste wordt. Nee, doordat Hij zijn zoon gaf is God al onze naaste geworden! Als we ons leven aan Hem toevertrouwen, mogen we daaruit leven, uit die hoop en verwachting, uit het weten dat God naast en in ons is! Nu verwacht Hij van ons dat we ons leven net zo aan Hem geven, door voor Zijn koninkrijk te gaan, en Hem lief te hebben, en onze naaste lief te hebben, en met Jezus te leven! Wij mogen altijd bij Hem terug komen, hij houdt de deur wijd open! Wie vraagt zal ontvangen, wie zoekt zal vinden! Klop op de deur en Hij zal u opendoen!

Ikzelf kan daar maar een ding op zeggen: Wow! God, ik hou van u!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten