donderdag 28 januari 2010

Vertellen

Een engel van de Heer zei tegen Filippus: ‘Ga tegen de middag naar de verlaten weg van Jeruzalem naar Gaza.’ Filippus deed wat hem gezegd werd en ging naar die weg toe. Daar kwam hij een Ethiopiër tegen, een eunuch, een hoge ambtenaar van de kandake, de koningin van Ethiopië, die belast was met het beheer van haar schatkist. Hij was in Jeruzalem geweest om daar God te aanbidden en zat nu op de terugweg in zijn reiswagen de profeet Jesaja te lezen. De Geest zei tegen Filippus: ‘Ga naar die man daar in de wagen.’ Filippus haastte zich naar hem toe en hoorde hem de profeet Jesaja lezen, waarop hij vroeg: ‘Begrijpt u ook wat u leest?’ De Ethiopiër antwoordde: ‘Hoe zou dat kunnen als niemand mij uitleg geeft?’ Hij nodigde Filippus uit om in te stappen en bij hem te komen zitten. Dit was het schriftgedeelte dat hij las:
‘Als een schaap werd hij naar de slacht geleid;
als een lam dat stil is bij zijn scheerder
deed hij zijn mond niet open.
Hij werd vernederd en hem werd geen recht gedaan,
wie zal van zijn nakomelingen verhalen?
Want op aarde leeft hij niet meer.’
De eunuch vroeg aan Filippus: ‘Kunt u me zeggen over wie de profeet het heeft? Over zichzelf of over een ander?’ Daarop begon Filippus met hem te spreken over het evangelie van Jezus, waarbij hij deze schrifttekst als uitgangspunt nam. Onderweg kwamen ze bij een plaats waar water was, en de eunuch zei: ‘Kijk, water! Waarom zou ik niet gedoopt kunnen worden?’ Filippus zei tegen hem: “Indien u gelooft met heel uw hart, is het toegestaan.” Hij antwoordde: “Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is.”’
Hij liet de wagen stilhouden en beiden liepen het water in, zowel Filippus als de eunuch, waarna Filippus hem doopte. Toen ze uit het water kwamen, greep de Geest van de Heer Filippus en nam hem mee, en de eunuch zag hem niet meer, maar vervolgde zijn weg vol vreugde. Filippus kwam terecht in Azotus; van daar reisde hij verder en verkondigde in alle steden het evangelie, tot hij in Caesarea aankwam. Handelingen 8:26-40.

Het moet toch wel vreemd geweest zijn voor Filippus, om door God naar een weg gestuurd te worden waar bijna nooit iemand komt. Daar zie je dan iemand lopen, een man, die op de terugweg is naar het land waar hij vandaan komt, en net in Jeruzalem geweest is om God te aanbidden. Wat doe je dan? Eigenlijk loopt het hier vanzelf. Filippus gaat naar de man toe, die net een stuk uit Jesaja leest, en praat er met hem over, legt hem het evangelie uit aan de hand van wat er in Jesaja geschreven is over Jezus. Al snel komt de reiziger tot de conclusie dat hij zich wil laten dopen, en als dit gebeurd is, is Filippus plotseling weg, maar de man ´vervolgt zijn weg met vreugde´.

Je zou er bijna overheen lezen, wat een bijzonder stuk dit is. Eigenlijk gebeurt er niets vanzelfsprekends in dit bijbelgedeelte! Je zou kunnen zeggen: was het in ons leven ook maar zo makkelijk om mensen over God te vertellen! Waarom overkomt ons dit nooit? Maar ik denk dat dat niet is wat deze tekst wil zeggen, dat het toen gebeurd is en nu niet meer kan gebeuren, tenzij je veel geluk hebt. Vaak ligt de weg verder open om mensen over je geloof te vertellen dan je op het eerste gezicht denkt. Misschien is het meestal eerder een aarzeling aan onze kant dan aan de kant van die ander. Wat kun je er immers mee verliezen? Hooguit je gezicht op dat moment, bij iemand die je misschien nooit meer ziet. Het kan natuurlijk ook de andere kant op, dat je je verplicht voelt elk moment over God te vertellen. Geen van beide gebeurt in dit stuk. Filippus hoort God en vertrouwt Hem, gaat rustig de weg die hem gewezen wordt... en blijkbaar werkt het, want al snel is, zoals ik pas iemand in een preek hoorde zeggen, de eerste Afrikaanse gelovige een feit! We mogen altijd aan God vragen of Hij ons wil leiden hierin, en ik geloof dat Hij dat ook zal doen, op zijn manier. Vertrouw op hem, en Hij zal je helpen!

Een bemoedigend stuk, maar ook erg bijzonder. Ik hoop dat het stof geeft om over te denken...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten